donderdag 1 juli 2010

VOORGANGERS EN TIJDGENOTEN VAN DE BRONTËS

AUGUSTAN PROSE (eind 17de-eind 18de eeuw)

In deze periode werd de aanzet gegeven tot een nieuwe literaire vorm, de novel, die in de
Victoriaanse tijd tot bloei zou komen. In deze novel nam men afstand van de fantastische en
heroïsche aspecten die tot dan toe het proza hadden gedomineerd. Men wilde komen tot een meer
realistische representatie van de wereld en de mensen die deze bevolken. De bekendste voorbeelden
van novels uit deze tijd zijn Robinson Crusoe van Daniel Defoe en Tom Jones van Henry Fielding.
In deze tijd doken ook de eerste heroines op in de Engelse literatuur. Voordien waren vrouwelijke
personages vaak randfiguren die zelf geen acties ondernamen, maar deze ondergingen. Hier worden
ze hoofdpersonages die op zoek zijn naar hun plaats in de samenleving en actief stappen
ondernemen om hun lot te beteren. Men kan echter nog niet spreken van vrijgevochten vrouwen: een
plaats zoeken in de samenleving wordt meestal ingevuld door het zoeken van een ‘favorable match’.
Enkele voorbeelden van novels met heroines: Moll Flanders en Roxana van Daniel Defoe (1660?-
1698), Pamela, or Virtue Rewarded en Clarissa van Samuel Richardson (1689-1761).

ROMANTIEK (1785-1830)
De heroine novel verdwijnt in de romantische stroming meer naar de achtergrond ten voordele van de
gothic (Frankenstein van Mary Shelley) en de historical novel (Ivanhoe van Sir Walter Scott). Enkel
Jane Austen blijft in deze tijd novels schrijven over jonge vrouwen die een geschikte partner zoeken.
Zij wordt dan ook beschouwd als anti-romantiek.
outhey (die in 1813 Poet Laureate -hofdichterwerd),
wel bekend als de 'Lake Poets' (dichters uit het Lake District). Wordsworth volgde Southey in
die functie op in 1843.

VICTORIAANSE TIJD (1830-1901)
In deze tijd kwam de strijd voor vrouwenemancipatie meer op het voorplan door onder meer het belangrijke essay The Subjection of Women door John Stuart Mill. Men ging zich afzetten tegen het
beeld van de vrouw als broze engel die beschermd moest worden van de harde realiteit. In ‘finishing
schools’ werden meisjes uit de gegoede klassen opgeleid tot poppetjes die konden borduren en
bloemschikken, maar die het denkwerk aan hun echtgenoot moesten overlaten. Dit leidde vaak tot
frustratie bij deze vrouwen die zich vaak stierlijk verveelden.
Vooraanstaande vrouwen zoals Queen Victoria en schrijfster George Eliot ijverden dan ook voor een
gelijke educatie voor vrouwen en mannen. Hun feminisme was echter gematigd. Zij waren tegen
stemrecht voor vrouwen en geloofden nog steeds dat de vrouw op de eerste plaats moeder en
echtgenote was. Verscheidene schrijfsters publiceerden autobiografische werken die uiting geven aan
deze frustraties: Harriet Martineau (1802-1876), Florence Nightingale (1820-1910).

Het Victoriaanse tijdperk was een echte bloeiperiode voor dit genre, met voorop uiteraard Charles
Dickens. Het was tevens de tijd van de heroines zoals Jane Eyre (uit Jane Eyre van Charlotte Brontë),
Dorothea Brooke (uit Middlemarch van George Eliot) en Becky Sharp (uit Vanity Fair van William
Thackeray). Naast de zusjes Brontë laten diverse andere auteurs heroïnes in hun verhalen
voorkomen, zoals Elizabeth Gaskell (1810-1856), George Eliot (pseud. van Mary Ann Evans) (1819-
1880), William Makepeace Thackeray (1811-1863), Thomas Hardy (1840-1928) en Henry James.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten